Oek de Jong (geb. 1952) groeide op op het platteland van Friesland en Zeeland, in Dokkum en Goes. Hij studeerde kunstgeschiedenis in Amsterdam. In 1975 debuteerde hij met het verhaal De onbeweeglijke in Hollands Maandblad. In 1977 verscheen zijn verhalenbundel De hemelvaart van Massimo. Zijn doorbraak naar een groot publiek kwam met de roman Opwaaiende zomerjurken in 1979. Sedertdien publiceerde hij romans, novellen, essays en een dagboek.
Hij was redacteur van De Revisor (1998-2000) en gastdocent aan de universiteiten van o.a. Amsterdam (1986), Leiden (1993) en Berlijn (2000). In de loop der jaren publiceerde hij tientallen essays en artikelen in o.a. Vrij Nederland, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer, Hollands Diep, De Gids en andere toonaangevende bladen. Zijn romans zijn vertaald in Frankrijk, Duitsland en Scandinavië. Een aantal van zijn korte verhalen werd verfilmd. Van de roman Hokwerda’s kind (2002) werd een toneelstuk gemaakt, dat in 2004 / 2005 met veel succes werd gespeeld.
Oek de Jong woont en werkt afwisselend in Amsterdam en de Franse Ardennen. [Bron][1]